Op m’n knieën
volgde ik deze zomer dit spiegeldikkopje die op een bramenstruik, van bloem tot
bloem vliegend, steeds dichterbij kwam. Ineens lag het vlindertje dood op een
bloem en ik snapte er geen biet van…hartaanval?
Ik raakte het vlindertje met
een vinger aan en meteen kwam de dader tevoorschijn om zijn prooi te
beschermen: een cameleonspin, ook wel krabspin genoemd.
Later kwam er nog een groot dikkopje nectar
snoepen, niet wetend aan welk gevaar ze was blootgesteld.
Krabspinnetjes
wachten hun prooi op terwijl ze op de bloem zitten. Meestal zijn ze in de
kleuren wit of geel. Op de volgende foto
zit er een op een gele lis te wachten.
Het gif van de
spin werkt snel. Hier was ik ook te laat om een spiegeldikkopje uit het web van
een viervlekwielwebspin te redden. Eigenlijk is me dat nog nooit gelukt; zo
snel gaat alles.
Hier onze gewone
kruisspin die een houtpantserjuffer heeft gevangen in haar web en, op de
volgende foto, een rietkruisspin die een zwarte heidelibel heeft te pakken.
Een van de
grootste spinnen die we hebben is de viervlekwielwebspin. Op het achterwerk van de spin is, onwetend, een vliegje
geland die hier haar prooi opwacht tussen de bloemen van de grote pimpernel.
Zogauw de spin
een prooi heeft wordt deze vliegensvlug ingepakt. Het lijkt wel of er een rol
folie wordt uitgerold.
Een gast uit
Zuid-Europa is de wespspin of tijgerspin welke
begin 80er jaren voor het eerst in Limburg werd aangetroffen en nu massaal
voorkomt in Nederland. Alhoewel het vrouwtje een schitterende spin is, heb ik
toch wel enige argwaan tegenover deze spinnensoort. De webben hangen als een
labyrint in het pijpestrooitjesgras; soms op nog geen halve meter van mekaar.
Laagvliegende insecten; zoals het zeldzame gentiaanblauwtje maken een grote kans
dat ze in een web terecht komen. Vorig jaar heb ik derhalve op een vliegplaats
van deze vlindertjes het terrein “schoon” gemaakt wat betreft wespspinnen. Dit
jaar was het niet nodig omdat de blauwtjes eerder in het seizoen vlogen voordat
de wespspinnen verschenen. Ingrijpen in de natuur is in principe niet mijn ding
maar deze vliegplaats van het gentiaanblauwtje wil ik zo lang mogelijk proberen
te handhaven, noem het maar egoïsme.
Hier is een
moerassprinkhaan het “haasje”. Mooi is te zien hoe de spin zowel het de
sprinkhaan bezig is als dat ze weer een nieuwe draad spint voor haar
beschadigde web.
De eitjes van de
wespspin worden in een cocon bewaard en de vrouwtjes; die de mannetjes na de
paring opeten, bewaken de cocon zolang ze leven ook al missen ze een poot zoals
op een van de foto’s.
Een wolfspin.
Nog een
familielid van de spinachtigen is de teek. In het begin zijn ze maar een paar
millimeter klein. Ieder jaar verrassen ze me weer en gelukkig tot nu toe zonder
de ziekte van Lyme over te brengen.
Ook de wilde
dieren hebben er last van. Zo zie je bij deze boomklever; net onder zijn oog,
een zwart puntje…..een teek.
Bij de
winterkoning heeft de teek al bloed gezogen en is groter aan het worden.