Blijkt dat mijn
vorige blog Pareltjes goed is bekeken. Alvast mijn dank daarvoor. Vandaar dat
ik nog een blog wil wagen aan macro-opnames. Laten we zeggen “Pareltjes 2”.
Ik wilde u
derhalve wat foto’s laten zien van de zogenaamde “mierenblauwtjes” die Nederland
nog rijk is namelijk het gentiaanblauwtje, pimpernelblauwtje en donker
pimpernelblauwtje.
In het kort: Deze
3 soorten leggen hun eitjes op één soort plant; gentiaanblauwtje op gentianen
(bij ons dus de klokjesgentiaan) en de andere twee soorten op de grote
pimpernel. Nadat de rupsjes enige tijd in de plant hebben geleefd, laten ze
zich op de grond vallen en worden daar door bepaalde soorten mieren meegenomen
naar het mierennest alwaar ze de winter in doorbrengen en leven van het broed
van de mieren. Reeds bij het leggen van de eitjes houden de vlinders reeds
rekening met de mieren en een nest mag niet verder als een paar meter van de
waardplant liggen. Al met al een gecompliceerde leefwijze en vanuit menselijk
oogpunt gezien, gedoemd om te mislukken…en toch gaat het al zo eeuwen.
Het wordt echter
nog gecompliceerder. Als een mierennest teveel rupsen in hun nest opnemen; en
voeren met hun broed, is de kans groot dat het mierennest zodanig verzwakt dat
het nest uitsterft en dus ook de rupsen uiteindelijk verhongeren. Het is dus
belangrijk dat er niet teveel eitjes op een bepaalde plek worden afgezet.
Wil je de
miertjes eens zien welke miersoorten het betreft (ze zijn echt klein) dan kun
je bij de waardplanten eens suikerklontjes neerleggen en enkele uren; of nog
beter de dag erop, eens terug te komen. Net als kinderen houden de mieren van
zoetigheid.
Allereerst het
gentiaanblauwtje. Daarvoor kun je naar de Strabrechtsche heide bij Eindhoven
waar de soort nog voorkomt. De vlinder vliegt niet veel en hangt de meeste tijd
in de begroeiing om af en toe voedsel te zoeken. Als je dus eitjes ziet zitten,
loont het de moeite om een half uur ter plekke af te wachten of er echt geen
vlinders meer zitten. De mannetjes vliegen nog het meeste om hun territorium af
te bakenen.
strabrechtsche heide
De meeste tijd "hangen" de mannetjes in de begroeiing
een vrouwtje
een mannetje foeragerend op klokjesgentiaan
Hoog bezoek: het vrouwtje op de klokjesgentiaan. De witte puntjes zijn eitjes.
Het leggen van eitjes begint.
Om deze opnames te maken, ben ik dus niet achter de vlindertjes aan gegaan maar ben een middag gewoon bij de gentianen (waar reeds eitjes opzaten) gaan zitten om daar de vlinder op te wachten.
vrouwtje gentiaanblauwtje
Het pimpernelblauwtje was in 1970 in de Benelux uitgestorven en is in 1990 weer, samen met het donker pimpernelblauwtje, uitgezet in de Moerputten bij Den Bosch. Door verkeerde beheersmaatregelen; te vroeg maaien, ging het enkele jaren later bijna verkeerd en verdween het donker pimpernelblauwtje. Gelukkig is het gewoon pimpernelblauwtje er weer bovenop gekomen en is de vlinder in behoorlijke aantallen in het gebied aanwezig. Om de vlinder te zien, is het niet nodig om de verboden graslanden te betreden; ook buiten deze verboden stukken kun je de vlinder op de foto krijgen met als onderstaand bewijs.
De grote pimpernel
Toegegeven: hij lijkt van onderen erg veel op het gentiaanblauwtje; is iets lichter en meer richting bruin.
vrouwtje
Als 3e en laatste; het donker pimpernelblauwtje wat dus was uitgestorven in de Benelux en, na de mislukte poging in de Moerputten, leek het daar bij te blijven totdat men in 2003 ineens een populatie ontdekte in midden-limburg. Tot op heden weet de soort zich daar te handhaven maar is daarmee wel, met slechts één vliegplaats, de zeldzaamste van de drie.
vrouwtje eitjes afzettend op de grote pimpernel.
Een vierde soort
waarvan rupsen door mieren worden meegevoerd is het heideblauwtje (zie mijn
vorige blog). Als de rupsen van deze vlinder echter niet worden meegenomen door
de mieren verpopt deze gewoon in de grond. Hij is dus niet 100% afhankelijk van
mieren.
Mijn volgend blog zal weer over grotere dieren gaan; het edelhert.